Naar de top van de Monte San Primo

7,43 km – 542 hm

De beklimming van de Monte San Primo is een prachtige, maar toch wel pittige wandeling voor de meer geoefende wandelaar.  De geleverde inspanningen worden wel beloond met een ongeëvenaard uitzicht op het Comomeer en de omliggende bergen.  De Monte San Primo is met zijn 1685 m. dan ook de hoogste berg in de Larian-driehoek.
 

Zoals gezegd, een pittige wandeling die vanaf de parkeerplaats bij de Rifugio La Baita (1125 m.) meteen begint met een stevige klim richting Alpe del Borgo en verdergaat naar Bocchetta di Terrabiotta (1435m).  De route gaat vervolgens verder langs de Terrabiotta Pas naar Monte San Primo. Het pad is hier soms iets minder steil, maar blijft toch gestaag stijgen. Vergeet ondertussen zeker niet eens rondom jou te kijken en te genieten van prachtige verzichten op de omliggende meren. 

De laatste meters naar de top verlopen opnieuw via een vrij steil rotspad, maar eenmaal boven op de bergkam word je beloond met een prachtig 360 graden panorama uitzicht op het Comomeer.

De terugweg loopt via een vrij steile en veeleisende afdaling naar Alpe del Picet en vervolgens via het bos terug naar het startpunt.   

Madonna del Ghisallo

Het eerste zekere historische bewijs vn het  heiligdom van de Madonna del Ghisallo dateert uit juli 1623, toen de inwoners van Magreglio toestemming kregen om de Heilige Mis te vieren in de kapel gewijd aan de Heilige Maagd Maria. In 1660, stelde de priester Bonanome een legaat op voor de missen van het heiligdom, en in 1681 werd de kerk verrijkt met een portiek met drie bogen.  Vanaf 1706 werd het kleine heiligdom, door de regelmatige religieuze diensten en de betoverende locatie, een herkenningspunt en een steeds populairder bedevaartsoord.  

Van 1944 tot 1985 was Don Ermelindo Viganò pastoor van het heiligdom,  Hij wou het Heiligdom verheffen tot “Heiligdom van de Italiaanse wielersport” en Onze-Lieve-Vrouw uitroepen tot “Patrones van de fietsers”. Dit idee werd geboren tijdens de Giro di Lombardia in 1947, toen de Ghisallo destijds de meest veeleisende uitdaging voor wielrenners vormde. De priester zag de wielrenners een kruisteken maken voor de Onze-Lieve-Vrouwekapel en besloot de Madonna, die in het heiligdom werd vereerd, de beschermster van de fietsers te maken.  Don Ermelindo betrok tal van kampioenen zoals Coppi, Bartali en Baldini.  Hij organiseerde races en verkreeg de passage van de Giro d’Italia en de Giro di Lombardia op de Ghisallo. 

In 1947 organiseerde de vereniging “Pro Magreglio” een sportevenement dat eindigde met een religieuze ceremonie in het heiligdom van de Madonna del Ghisallo. De aalmoezenier van de bergbeklimmers, Don Carlo Gnocchi, wijde de Maagd in namens de aanwezige sporters, waaronder enkele kampioenen.  Deze gebeurtenis zet een reeks gebeurtenissen in gang. In september 1947 schreef Don Ermelindo een brief aan kardinaal Schuster, waarin hij vroeg om de Madonna del Ghisallo uit te roepen tot beschermvrouwe van de Italiaanse wielersport. Het verzoek werd positief ontvangen en gesteund door de paus.  In juni 1948 ontmoette een delegatie de paus en verkreeg zijn officiële toestemming. 

In het midden van het kerkje staat een fakkel, met daarrond vier historische voorstellingen van het Italiaanse wielrennen. De fakkel werd gemaakt door de beeldhouwer Carmelo Cappello en op 13 oktober 1948 door paus Pius XII ingezegend.  De fakkel werd door een peloton van fietsters, waaronder Gino Bartali, Fausto Coppi, Adolfo Leoni, Vito Ortelli, Mario Ghella en Guido Messina, vanuit de Duomo van Milaan naar de het heiligdom gebracht. Deze fakkel, die constant brandt voor de Madonna, symboliseert de toewijding van fietsers en herdenkt de gevallenen.

In 1949 riep Pius XII Onze-Lieve-Vrouw van Ghisallo door middel van een brief uit tot “patrones van de fietsers”. Het document erkent de fakkel die hij het jaar ervoor aanstak als een symbool van Mariatoewijding in de harten van fietsers. Op verzoek van de Unie van Italiaanse Wielrenners, en met toestemming van kardinaal Schuster van Milaan, werd de Madonna del Ghisallo verheven tot de belangrijkste patrones van de Italiaanse wielrenners en vervolgens van het internationale wielrennen met dezelfde titel.

In het heiligdom vind je tal van fietsrelikwieën, zoals de fietsen van Coppi, Bartali, Magni, Eddy Merckx, Gianni Motta, Felice Gimondi, Francesco Moser, Maurizio Fondriest en Fausto Casartelli, . Ook de fiets van de Bersaglieri uit de Eerste Wereldoorlog, die van Alfonsina Strada, de eerste vrouw in de Giro d’Italia in 1924, en van Evelina Bianchetti, die omkwam bij een auto-ongeluk zijn er te vinden.  Ook de wielertruitjes van kampioenen als Binda, Bartali, Coppi, Gimondi, Moser en vele anderen kan je er bewonderen.

Het plein voor het heiligdom biedt een panoramisch uitzicht op het Comomeer en de omliggende bergen, In 1973 werd naast het heiligdom een monument voor fietsers opgericht.. Het beeldt de strijd uit tussen overwinning en nederlaag, met het gebaar van een winnaar die over de finish komt en zijn arm opheft en een andere uitgeputte renner.  

Voor de kerk staan ook nog marmeren zuilen die herinneren aan belangrijke figuren die verband houden met het heiligdom, zoals Emilio Colombo, Fausto Coppi, Don Ermelindo, Gino Bartali en Alfredo Binda.  

Orro di Nesso

In Nesso (tussen Como en Bellagio) vind je de Orrido di Nesso, de kloof van Nesso. De Orrido di Nesso is ontstaan door het samenvloeien van de rivieren Nusèe en Tüff die de authentieke ‘borghi” (wijken) Coatesa en Riva di Castello van elkaar scheidt. Over deze kloof zijn twee authentieke Romaanse bruggetjes gebouwd. Ponte della Civera, de onderste brug, verbindt de twee “borghi” met elkaar. Vlak voor de Ponte della Civera vormen de rivieren een grote waterval in deze rotsachtige kloof. De kloof is goed te bewonderen vanaf Piazza Castello of de romantische Ponte della Civera direct aan het Comomeer.

De Ponte della Civera is alleen te voet te bereiken. Daarvoor moet je zo een 350 trappen afdalen..

Bellagio

Op het punt waar het Comomeer zich splits, en als het ware twee benen krijgt – de Punta Spartivento -, vind je het mooie dorpje Bellagio. Het dorpje wordt door de Italianen ook wel la perla del Lago di Como genoemd, de parel van het Comomeer.

Bellagio is populair bij de toeristen omdat het een van de aankomstplaatsen is van de veerdienst die vanaf Menaggio vertrekt. Ieder half uur kun je met de boot het dorp bezoeken. 

Het eerste wat je opvalt als je naar Bellagio vaart zijn de prachtige villa’s die aan de rand van het dorp staan.  De bekendste villa is de Villa Melzi, waar de componist Franz Liszt geruime tijd samen met zijn geliefde gravin d’Agoult verbleef.  Een ander bekende villa is de vijftiende- eeuwse Villa Serbelloni, die hoog boven het historisch centrum ligt en omringd is door een prachtige tuin.

Klik op de afbeelding om het gpx-bestand te openen.

Laat een antwoord achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

This website uses cookies. By continuing to use this site, you accept our use of cookies.